Waarom we twijfelen tussen verzekerd en verzekert
In het Nederlands komt het vaak voor dat we twijfelen over de juiste spelling van werkwoorden, vooral in vervoegde vormen. Een veelvoorkomende verwarring is tussen ‘verzekerd’ en ‘verzekert’. Beide woorden lijken op elkaar, maar ze hebben een andere functie in een zin. In dit artikel leggen we uit wanneer je ‘verzekerd’ schrijft en wanneer ‘verzekert’ correct is. Dit helpt je niet alleen bij het schrijven, maar geeft je ook een beter taalgevoel.
Wat betekent ‘verzekerd’?
Voltooid deelwoord
‘Verzekerd’ is de voltooid deelwoordvorm van het werkwoord ‘verzekeren’. Je gebruikt het als je iets in het verleden gedaan hebt. Bijvoorbeeld: ‘Ik heb mijn auto verzekerd.’ Hier zie je dat ‘verzekerd’ samen met ‘heb’ wordt gebruikt. Dat is typisch voor voltooid deelwoorden. Vaak eindigen voltooid deelwoorden op -d of -t.
Als bijvoeglijk naamwoord
Bovendien kun je ‘verzekerd’ ook als bijvoeglijk naamwoord gebruiken. Bijvoorbeeld: ‘De verzekerd persoon meldt zich bij de balie.’ In dit geval zegt het iets over het zelfstandig naamwoord. Ook dan kies je voor ‘verzekerd’, met een -d.
Wat betekent ‘verzekert’?
Tegenwoordige tijd
‘Verzekert’ is de derde persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd van het werkwoord ‘verzekeren’. Je zegt bijvoorbeeld: ‘Hij verzekert zijn woning elk jaar opnieuw.’ Het is dus een vervoeging met -t aan het einde, wat gebruikelijk is bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd voor ‘hij’, ‘zij’ of ‘het’.
Niet als bijvoeglijk naamwoord of voltooid deelwoord
Je gebruikt ‘verzekert’ nooit als voltooid deelwoord of bijvoeglijk naamwoord. Dat is dus het grote verschil met ‘verzekerd’. Als je twijfelt, kijk dan of het werkwoord de handeling aangeeft die iemand op dat moment doet. Zo ja, dan is ‘verzekert’ met een -t meestal juist.
Hoe onthoud je het verschil?
Een handig trucje om het verschil te onthouden, is de zin omdraaien. Als je ‘hebt’ of ‘is’ kunt toevoegen, dan is het vaak een voltooid deelwoord, dus dan kies je voor ‘verzekerd’. Bijvoorbeeld: ‘Hij heeft zijn woning verzekerd.’ Als je het over iets hebt dat iemand nu doet, zoals ‘Zij verzekert haar eigendommen’, dan gebruik je ‘verzekert’.
Ook helpt het om even stil te staan bij de betekenis van de zin. Als je beschrijft dat iets gedaan wordt of al is gedaan, kies je voor ‘verzekerd’. Als iemand de actie nu uitvoert, dan is het ‘verzekert’.
Veelgemaakte fouten
De spelling ‘verzekert’ wordt vaak fout gebruikt in zinnen waar ‘verzekerd’ hoort te staan. Bijvoorbeeld in: ‘De verzekert man meldde zich.’ Dat is onjuist; het moet zijn: ‘De verzekerd man meldde zich.’ Ook het omgekeerde komt voor: ‘Hij verzekerd zijn woning elk jaar opnieuw.’ Dat klopt niet, want het moet ‘verzekert’ zijn.
Let dus goed op de structuur van je zin. Is het voltooid? Dan gebruik je de -d. Staat het in de tegenwoordige tijd met een onderwerp als ‘hij’ of ‘zij’? Dan gebruik je de -t.
Samenvatting
Gebruik ‘verzekerd’ als je een voltooid deelwoord nodig hebt of als bijvoeglijk naamwoord. Kies voor ‘verzekert’ als je een tegenwoordige tijdsvorm van ‘verzekeren’ schrijft in combinatie met de derde persoon enkelvoud (zoals hij of zij).
Twijfel je alsnog? Zet de zin in de verleden tijd of voeg ‘heeft’ toe. Zo controleer je snel welke vorm het juiste is. Correct taalgebruik zorgt niet alleen voor duidelijkheid, maar straalt ook professionaliteit uit.